Van mijn eerste sollicitatie kan ik me niet zoveel herinneren. Mijn studie pedagogiek combineerde ik met een functie als pedagogisch medewerker bij een pedo-therapeutisch instituut in Nijmegen. Dat werk heb ik met plezier gedaan. Bovendien was het heel nuttig om naast de studie te werken in de praktijk.

Na twee jaar begonnen de onregelmatige diensten en eens in de zoveel weken de slaapdienst, mij op te breken. Het onderwijs leek me zo gek nog niet. Ook al had ik voor mijn keuze voor een vervolgopleiding vaak geroepen dat ik niet het onderwijs in wilde.

Mijn oog viel op een vacature voor docent handvaardigheid op een scholengemeenschap in Nijmegen. Dat trok mij wel aan. Op basis van een eerdere brede hbo-opleiding die ik had gevolgd, was ik bevoegd om lessen handvaardigheid te geven.

Ik schreef een brief en werd uitgenodigd voor gesprek met de directrice en de adjunct.

In de tussentijd kwam ik nog een andere vacature voor docent handvaardigheid op het spoor, op een school in Arnhem. Ook daarnaar heb ik gesolliciteerd. Om de een of andere vage reden leek me die functie aantrekkelijker dan de functie in Nijmegen. Ook daar werd ik uitgenodigd voor een gesprek.

Inmiddels hadden ze in Nijmegen hun keuze gemaakt en dachten mij te verblijden met hun positieve boodschap. Zelfverzekerd als ik was, liet ik weten dat mijn voorkeur uitging naar de school in Arnhem. Overigens nog niet wetend of ze mij daar wilden hebben. Maar kennelijk was ik zo naïef dat ik dacht dat me dat wel ging lukken.

Dat had ik verkeerd ingeschat. Ik werd het niet in Arnhem. Met enige schroom belde ik naar de school in Nijmegen om te vertellen dat ik weer beschikbaar was. De vacature bleek nog niet ingevuld. Kennelijk hadden ze verder geen geschikte kandidaten. Ze gingen graag alsnog met mij in zee. Maar ik kreeg als drieëntwintigjarige wel de les gelezen dat mijn actie niet zo’n handige was. En alsof ze mijn ouders waren, dat ik dat niet nog een keer moest doen.

Ik zal dat niet gauw vergeten.

Achteraf was de schade ruimschoots te repareren. Maar het feit dat ik het me nog kan herinneren geeft wel aan, dat ik met enige schaamte inzag dat mijn actie niet handig en niet verstandig was.

Ik heb daar toen wel van geleerd.

 

Door schade en schaamte wijs worden

 

Als je bezig bent met het verwerven van een nieuwe baan, kan het ook gebeuren dat je iets zegt of doet, waarvan je achteraf denkt dat het niet zo handig was.

En dat je het een volgende keer anders zou doen.

Achteraf kun je daar dan flink mee in je maag zitten. En jezelf verwijten aanpraten als het je inderdaad niet lukt om de baan te verwerven.

Ermee in je maag zitten gaat je niet helpen. Wat gebeurd is, is gebeurd. Je kunt het niet terughalen. Ook al zul je er flink van balen dat het zo gelopen is. Zie het als een leermoment, waardoor je in een vergelijkbare situatie tot meer afgewogen antwoorden op vragen zult komen. Of voorkomt dat je je mond voorbijpraat.

 

 

Kost het je moeite om je overtuigend te presenteren in selectiegesprekken?

Kun je daarbij wel wat hulp gebruiken?

Mede door mijn ervaring met het geven van trainingen gedragsgericht of criteriumgericht interviewen voor selecteurs, kan ik je daarbij goed helpen.

Neem gerust contact met me op voor het maken van een afspraak voor een oriënterend gesprek.

 

 

 

 

Uren heb ik doorgebracht bij Hanneke Verhey in Deventer en Zutphen.

Weken bij Joop Crompvoets in Swalmen, Hans Meeuwsen in Goirle en Thomas en Katrin König in Kleef.

Dat alles in het kader van mijn hobby; keramisch vormgeven.

Of noem het simpelweg ‘pottenbakken’; draaien op de pottenbakkersschijf of vormen met de hand.

Op het laatst had ik privéles van Hanneke.

Als ik dan eenmaal mijn doel helder voor ogen heb en helemaal op dreef ben, dan is er voor mij geen besef meer van plaats en van tijd.

Helemaal verliezen kan ik me in mijn hobby; het maken van keramiek.

 

Het kost me weinig moeite om de beelden weer naar boven te halen.

Ik laat me inspireren door wat ik zie.

Fascinerend vind ik met name de keramiek van de Native Americans (Indianen). Niet alleen de techniek en de vormen, maar ook de decoraties.

Zo heb ik me bijvoorbeeld laten inspireren door een pot in het Chapin Mesa Archeological Museum in Mesa Verde National Park, in de USA.

 

Een échte hobby is iets anders dan louter vrijetijdsbesteding

 

Ik was vooral gebiologeerd door de techniek.

Hoe hebben ze die pot gemaakt?

Hij is in elk geval opgebouwd uit rollen klei. En aan de afdrukken in de klei te zien, lijken de rollen met kneepjes van de vingertoppen tegen elkaar te zijn aangedrukt.

Maar hoe hebben ze dat precies gefikst?

Ik ga dan aan het experimenteren. Totdat ik een werkwijze gevonden heb, die voor mij voldoet.

Dan kan ik van start en gaan bouwen aan wat ik voor ogen heb.

En dan raak ik helemaal in de flow.

Ik steek mijn tong nog net niet tussen mijn lippen, maar 100% gefocust ben ik dan aan het werk.

Ik heb zelfs niet in de gaten als ik geobserveerd word.

Ik ben alleen bezig met dat wat ik op dat moment aan het maken ben. En mijn werkstuk groeit onder mijn handen.

Ik heb het in mijn vingers, zowel letterlijk als figuurlijk. Ik heb het onder controle en al doende gaat het me steeds beter af.

Het is een mooi staaltje van merkbaar beter worden in iets; mastery, zoals men dat in psychologentermen noemt.

Het is een van de kenmerken van een échte hobby.

 

Een echte hobby is iets anders dan louter vrijetijdsbesteding

 

Voor mij is met klei bezig zijn een ultieme vorm van ontspanning. En in die zin een mooi voorbeeld van een échte hobby

Een échte hobby is iets anders dan louter vrijetijdsbesteding.

Op cv’s zie ik nog weleens dat mensen bijvoorbeeld films kijken scharen onder de noemer hobby’s. Of kijken naar voetbalwedstrijden.

Maar volgens Ap Dijksterhuis, hoogleraar psychologie van de Nijmeegse Radboud Universiteit en gespecialiseerd in geluk, zijn films of series kijken op bijvoorbeeld Netflix geen échte hobby’s.

Als je met een échte hobby bezig bent, dan kun je niet even tussendoor appen of mailen.

Het komt zelfs niet in je op, om dat te doen. Gefocust als je bent op je hobby.

Terwijl je, als je een film kijkt of naar een voetbalwedstrijd op TV, je rustig even tussendoor kunt appen of een berichtje kunt liken op Facebook.

 

Dijksterhuis ziet een échte hobby als één van de schaarse activiteiten waarbij je helemaal ‘uit kunt staan’.

Teruggetrokken uit de hectiek van werk. Of de hectiek van een druk gezin.

Door een échte hobby laad je jouw accu weer op. En voorkom je dat je opbrandt.

 

Er onvoldoende voor zorgen dat je je accu weer oplaadt is een belangrijke oorzaak van een burn-out.

Crucialer dan werk dat je te veel energie kost.

Dus laad je accu op met een échte hobby!

Maak daar bewust tijd voor. In plaats van dat je maar beziet hoe een dag of een week verloopt en of er nog tijd overblijft voor je hobby.

 

Wat dat betreft werkt het schrijven van deze e-mail voor mij ook weer als een wake up call.

Bewust tijd maken voor mijn hobby!

Zoals psycholoog Paraskas Petrou het noemt: Ga leasure craften.

In analogie met job craften: pas je vrije tijd aan, aan persoonlijke wensen en eisen.

 

 

Dat heeft alles te maken met jouw persoonlijke missie.

Voorkom dat je, zoals een van mijn potentiële klanten aangaf, weinig tijd hebt voor creativiteit naast je werk, je werk moeilijk kunt loslaten en een piekerhoofd hebt.

Heb je jouw missie scherp, dan kun je keuzes maken in lijn met jouw persoonlijke missie. Niet alleen met betrekking tot werk, maar voor alle levensterreinen die belangrijk voor je zijn.

 

Zet een eerste stap in de goede richting en neem contact met me op voor een oriënterend gesprek.

Leg je vragen aan me voor en krijg een indruk van wat ik voor jou daarin kan betekenen.

 

 

 

 

In een van mijn vorige berichten vertelde ik je dat ik vijftien jaar in Tilburg heb gewoond.

Alhoewel het Tilburgse carnaval mij als Limburgse niet zo aansprak, ging het niet langs me heen.

Tijdens carnaval noemen de Tilburgers zich Kruikenzeikers of Kruiken, en de stad wordt dan Kruikenstad genoemd.

Tilburg was vroeger een textielstad. Met name een ‘wolstad’.

Het verhaal gaat dat men urine gebruikte om de wol te wassen. De inwoners spaarden urine in kruiken. Deze werd opgekocht om later gebruikt te worden om de wol te wassen.

De wol kon met urine worden ontvet door de hoeveel ammoniak, die erin zit.

Het verhaal wordt vaak verteld en het is terug te vinden op afbeeldingen, bijvoorbeeld in het Textielmuseum. Dus waarschijnlijk is het echt wel waar.

Men gebruikte urine overigens ook bij het verven van de wol. Of ‘het laken’ of ‘vollen’, zoals men het toentertijd noemde.

Dat ‘vollen’ was handwerk. Of het gebeurde in een volmolen; een machine op waterkracht, waarmee wol vervilt werd door met houten hamers in een bak op de natte wol te slaan.

Als hulpmiddelen werden vette klei, urine, zeep en water gebruikt.

Door het gebruik van urine was de stank rond zo’n volmolen vaak niet te harden. Een dergelijke molen werd daarom meestal buiten het dorp gebouwd.

 

Tilburg als textielstad sloot aan bij een van mijn hobby’s, het werken met wol.

In de zeventiger jaren heb ik heel wat vachten weggesponnen en kilo’s wol geverfd met allerlei natuurlijke materialen. Om er vervolgens op mijn Glimakra weefgetouw, bijvoorbeeld mooie stoffen voor jasjes van te weven.

Weeftechnieken leerde ik van een technisch professional van het Textielmuseum.

 

Als je je profileert als azijnpisser, dan maak je weinig kans

 

 

Kruikenzeikers hebben wel iets gemeen met azijnpissers. Dat snap je wel.

Alhoewel, ik denk dat je beter met een Kruikenzeiker te maken kunt hebben dan met een azijnpisser.

 

Want samenwerken, mogelijk ook samenleven, met een azijnpisser is geen feest.

Een azijnpisser is, het woord zegt het al, een zuur, chagrijnig, sikkeneurig persoon.

Wat afgezwakt, een mopperkont. En in keurig Nederlands, een kniesoor. Maar dat klinkt voor mij wel heel Hollands.

 

Misschien ken jij zo iemand ook wel. Heb je er zelfs een heel helder beeld van. Word je er al moe van, als je eraan denkt.

Het zijn mensen die geneigd zijn hun wereld te bezien door een donkere bril. Bijvoorbeeld hun werk. En algauw allerlei negativiteit spuien.

Het is goed om van tijd tot tijd je hart te luchten, in plaats van er een moordkuil van te maken. Maar realiseer je wat het met je omgeving doet.

 

Zo hoort een potentiële werkgever niet graag allerlei negatieve uitlatingen over jouw vorige werk of jouw vorige werkgever.

Ook al wil je misschien zelf op die manier beargumenteren waarom je de overstap naar ander werk wilt maken.

Maar pas op en stap niet in die valkuil.

Bij een potentiële werkgever kun je door jouw negatieve uitlatingen alarmbellen doen rinkelen.

Want wie weet, hoe jij je straks over hem uitlaat? Als het je bij hem niet bevalt?

 

Bovendien roep je met je negatieve uitlatingen mogelijk ook nog andere vragen op.

Zeker als je ondanks het feit dat je niet blij bent met je werk, daar toch enkele jaren bent blijven zitten.

Je hebt dan in elk geval iets uit te leggen.

Want als het werk je al langer niet bevalt, waarom heb je dan niet eerder werk gemaakt van ander werk?

 

Kortom: als je je profileert als azijnpisser, dan maak je weinig kans op een mooie nieuwe baan.

Wil je werk maken van ander werk, omdat je het niet meer naar je zin hebt in je huidige werk?

Kies voor een positieve insteek.

 

Zo werkte ik onlangs met een coachklant aan de omschrijving van het werk dat hij wil doen.

Daarbij kwamen mooie omschrijvingen naar voren als afgeleide van zijn missie met betrekking tot werk.

Verder richtinggevende items in de zin van activiteiten en taken waarmee hij zich bezig wil houden, favoriete rollen, verantwoordelijkheden en werkvelden.

 

Al met al leverde de exercitie mooie input op voor het schrijven van een overtuigende en bovenal positief gefundeerde motivatiebrief.

Totaal iets anders dan de negatief getinte brief waarmee hij zijn overstap naar een ander werkveld had willen beargumenteren.

Die laatste brief kon in de digitale prullenbak. Positief werk aan de winkel!

 

 

Ben je totaal uitgekeken op het werk dat je nu doet?

Of wil je anderszins weer een positieve slinger geven aan je huidige werk?

Maak een afspraak met me voor een oriënterend gesprek via deze link.

Graag maak ik samen met jou werk van mooi werk.

 

 

 

 

In PW, het vakblad voor HR-professionals, las ik een artikel over Regina Coeli, de ‘nonnen van Vught’.

Een aantal jaren geleden heb ik mijn Engels geüpgraded bij Regina Coeli.

 

In het artikel werd ik geprikkeld en geïnspireerd door wat ze bij Regina Coeli ‘de dode hoek’ noemen: elkaar niet begrijpen terwijl je dezelfde taal spreekt.

Ik heb de indruk dat bij steeds meer organisaties Engels de voertaal is. En in cv’s van mijn klanten zie ik met regelmaat bij talenkennis ‘Engels goed in woord en geschrift’.

Maar wat betekent dat concreet? Ben je goed in het begrijpen van Engelse teksten, het begrijpen van gesproken Engels, zelf schrijven en spreken in het Engels? Bovendien, wat is ‘goed’?

 

Pas op voor de dode hoek

 

Volgens het artikel overschatten Nederlanders hun vaardigheid in het Engels.

Nederlanders kunnen het Engels van Nederlanders begrijpen, terwijl mensen met een andere culturele achtergrond geen idee hebben waar je het over hebt of je bijvoorbeeld een botte Hollander vinden.

In de internationale samenwerking in het Engels ontstaat ruis doordat iedereen vanuit een andere taal en cultuur het Engels geleerd heeft.

 

Iets vergelijkbaars kan gebeuren als jij in gesprekken met een potentiële werkgever spreekt over jouw kwaliteiten. En je bijvoorbeeld zegt dat je ondernemend bent. Je gesprekspartner vormt zich daarbij een beeld van de kwaliteit ‘ondernemend’ en dat beeld hoeft niet overeen te komen met het beeld dat jijzelf daarvan hebt.

‘Ondernemend’ is bijvoorbeeld meer dan ondernemend de wereld benaderen, je openstellen voor het opdoen van nieuwe ervaringen en je ontwikkelen.

Het is goed om je bewust te zijn van een mogelijke ‘dode hoek. Want het hele veld van een label voor een kwaliteit is vaak breder dan je zelf denkt en breder dan wat je zelf kan. Zo zit de ‘dode hoek’ in het voorbeeld ‘ondernemend’ bij het bedrijfsmatige. En daarbij hoort bijvoorbeeld ook dat je in kunt schatten wat mogelijke risico’s zijn.

 

Wat dat betreft denk ik dat met regelmaat wordt onderschat wat erbij komt kijken als je als zelfstandig professional aan het werk gaat. Het is goed om je te realiseren dat je naast het vak dat je beheerst, er een nieuw vak bij krijgt; het vak ‘ondernemen’.

Overigens is het ook zo dat, zoals je zelf je niet bewust kunt zijn van een mogelijke ‘dode hoek’, het ook kan zijn dat een potentiële werk- of opdrachtgever zich niet bewust is van zijn ‘dode hoek’. Want hij vormt zich een beeld van jouw kwaliteiten op basis van het beeld dat jij daarvan schetst. En dat beeld hoeft niet overeen te komen met de realiteit.

Zoals ik weleens van een werkgever heb gehoord: ‘Die persoon hadden we achteraf bezien niet aan moeten nemen’.

 

 

Voorkom dat je elkaar niet begrijpt, terwijl je ogenschijnlijk dezelfde taal spreekt.

Zorg dat je in staat bent om je kwaliteiten specifiek te benoemen. Illustreer je kwaliteiten met concrete voorbeelden waaruit blijkt dat je genoemde kwaliteiten hebt. En maak concreet welke resultaten je hebt bereikt met de inzet van jouw kwaliteiten.

 

Vind je het moeilijk om jezelf te profileren met je kwaliteiten?

En kun je wel wat hulp gebruiken bij het overtuigend communiceren over wat jij te bieden hebt op de arbeidsmarkt?

Laat het me horen. Maak een afspraak voor een kosteloos oriënterend gesprek met deze link: https://my.timetrade.com/book/7JY2H

 

 

 

 

Psychologische theorieën, die dagelijks gedrag van mensen in allerlei situaties verklaren, daar ben ik erg in geïnteresseerd.

En ik deel die theorieën graag met jou en mijn coachklanten, omdat ze vaak heel verhelderend zijn.

 

Een voorbeeld daarvan is de psychologie van de ikken.

Dat is de psychologie die ervan uitgaat dat je persoonlijkheid opgesplitst is in delen; subpersonen, kanten van jezelf, stemmen, ikken of energieën.

Bij subpersonen en stemmen moet je dan overigens niet denken aan psychische stoornissen.

Dat we allemaal meerdere ikken in ons hebben, is een normaal en gezond verschijnsel.

Het is een gegeven van onze persoonlijkheid.

 

Zoals ook beschreven in het werk van Assagioli, kun je je persoonlijkheid vergelijken met een bus vol ikken.

 

De psychologie van de ikken; je persoonlijkheid opgesplitst in subpersonen

 

De verschillende ikken zijn jouw passagiers en als het goed is, dan zit jij als chauffeur aan het stuur.

Jouw ikken hebben uiteenlopende ideeën over hoe de bus bestuurd moet worden en laten dat ieder op zijn tijd, ook horen.

Helaas duwen ze jou als chauffeur ook geregeld opzij en nemen zelf het stuur in handen.

 

In een gesprek met een van mijn coachklanten kwam de psychologie van de ikken ter sprake.

Graag wil hij zijn gevoelskant en zijn intuïtie meer inzetten in zijn werk.

In plaats van zijn rationele kant, die nu geregeld de boventoon voert.

 

Volgens de psychologie van de ikken ontwikkel je jouw subpersonen om te overleven en dat begint al vroeg.

Die subpersonen worden gevormd op basis van normen en waarden in je gezinssysteem, de plek waar je woont, je religie, cultuur en wat je in je leven meemaakt.

Ik las daar mooie voorbeelden van in een lunchinterview met Fokke Obbema in NRC.

Hij vertelt onder andere over zijn hartstilstand in 2017.

 

In het interview geeft hij aan, hoe de omgeving waarin hij opgroeide zijn invloed had op de ontwikkeling van zijn subpersonen.

Zo was hij voor zijn hartstilstand naar zijn zeggen strak afgesteld en altijd gericht geweest op presteren.

In termen van de psychologie van de ikken was het zijn pusher die hem hard deed werken.

 

Als kind was het de manier om liefde van mijn ouders te krijgen.”

Zijn moeder was docent Nederlands op een gymnasium en zijn vader was specialist in Middeleeuwse handschriften en hoogleraar.

Zijn vader wilde dat zijn zoon ook de wetenschap in ging en had de route voor hem uitgestippeld.

 

Maar Fokke Obbema maakte zijn eigen keuze.

In 1991 begon hij bij de Volkskrant en in 2002 werd hij correspondent in Frankrijk.

Zijn gedroomde baan, maar wel hard werken om, zoals hij zegt, zijn bestaan daar te rechtvaardigen.

Wellicht speelde zijn innerlijke criticus daarbij een grote rol.

 

Bij zijn terugkeer, in 2007, met vrouw en dochter en een tweede dochter op komst, had hij bedacht dat hij over zingeving wilde schrijven.

Hij naar Pieter Broertjes, de hoofdredacteur.

„Die zei: ontzettend leuk idee, maar we hebben een chef economie nodig. Dus brave soldaat die ik ben, is het dat geworden.” (Brave soldaat als subpersoon)

 

Een jaar later brak de kredietcrisis uit, weer hard werken.

In 2010 solliciteerde hij naar de baan van Pieter Broertjes, maar die kreeg hij niet.

Hij kreeg een regeling waardoor hij een boek over China en Europa kon schrijven.

En de zin van het leven?

„Die was voor mij alle bordjes in de lucht houden. Je zit in de fase met jonge kinderen, je vrijheidsgraden zijn klein en je probeert controle over je leven te houden.

En in die controle was ik nogal afstandelijk.” (De controleur, als subpersoon)

 

Met het afstandelijke bedoelde hij, dat hij niet het diepere contact met de mensen om zich heen zocht en er vaak niet echt voor hen was.

Hij was altijd half of helemaal met zijn hoofd bij zijn werk.

„Geen zwakte laten zien, weinig emotie. Ik praatte er wel over, maar bij wijze van spreken achter een scherm.”

 

En had hij een hartstilstand nodig om dat te veranderen?

Veranderingen zijn altijd gradueel. Het is niet zo dat ik nu de hele tijd met een neergeklapt scherm door de wereld loop en overal voor opensta.

Maar in mijn beleving is er wel een verschil, ja.

Ik durf kwetsbaarder te zijn, ook tegenover mijn vrienden. Het hoeft niet alleen maar over successen te gaan, of over de vakantie in Toscane en hoe lekker de witte wijn was.

De pijnlijke dingen mogen benoemd worden.”

 

En die openhartigheid over de stress en onzekerheid na zijn redding heeft hem veel opgeleverd.

Bijvoorbeeld betere gesprekken met zijn vrienden.

Zelf noemt hij het „meer vrouwelijke” gesprekken.

 

 

 

Wacht niet af tot je onderuitgaat, omdat je niet meer aan het stuur zit.

Of ongelukkig bent met de subpersonen die in je leven de boventoon voeren.

Laat je inspireren door Ik (k)en mijn ikken.

En laat het me horen als je het gesprek aan wilt gaan over en met jouw ikken.

 

 

 

 

Ken je het verhaal van de visser en zijn vrouw die zo arm waren dat ze alleen maar in een pot konden wonen?

Misschien gaat er een belletje bij je rinkelen als je onderstaand riedeltje hoort:

Mannetje, mannetje Timpe Te,
Botje, botje in de zee,
mijn vrouwtje die heet Ilsebil,
ze wil niet zoals ik wil.

Het is een riedeltje uit een van de sprookjes van Grimm. Ik heb dat vaak voorgelezen aan onze kinderen.

Het verhaal gaat over een visser die elke dag gaat hengelen. Op zekere dag heeft hij een bijzondere vis, een bot, aan zijn hengel. Die bot blijkt geen echte vis te zijn, maar een betoverde prins.

De prins vraagt de visser om hem weer terug te zetten in het water. Hij is toch niet lekker. De visser zet de bot terug in het water en gaat terug naar zijn vrouw in de pot.

‘Man’, zei de vrouw, ‘niks gevangen?’Nee’ zei de man, ‘een bot gevangen, die zei dat hij een betoverde prins was en toen liet ik hem maar weer zwemmen.’

‘Heb je dan geen wens gedaan?’ ‘Nee’, zei de man ‘wat zou ik nu wensen?’ ‘Ach’, zei de vrouw, ‘wat is dat nou, altijd in zo’n pot wonen. Je had toch wel een vissershutje kunnen wensen.’

En de man ging weer naar de zee en zei:

Mannetje, mannetje Timpe Te,
Botje, botje in de zee,
mijn vrouwtje die heet Ilsebil,
ze wil niet zoals ik wil.’

 

Mannetje, mannetje Timpe Te

 

Daar kwam de bot aanzwemmen en zei: ’Nou, wat wil ze dan?’ ‘Ze wil niet meer in die pot wonen, ze wil een hut.’ ‘Ga maar’, zei de bot. ‘Ze heeft hem al.’

Maar de hut was niet goed genoeg. De vrouw wilde een kasteel. En na het kasteel wilde de vrouw koning worden. Toen ze koning was, wilde ze keizer worden. En toen ze keizer was, paus.

Steeds weer ging de visser terug naar de zee en herhaalde zijn riedeltje.

En steeds zei de bot: ‘Ga maar, ze is het al.’

Maar voor zijn vrouw was het nog steeds niet genoeg. Uiteindelijk wilde ze als de lieve Heer worden. Ze realiseerde zich daarbij niet wat ze vroeg. ‘Ga maar terug, ze zit alweer in jullie oude potje.’

 

Ik moest aan het verhaaltje denken na een gesprek met een van mijn coachklanten. Hij wil graag meer en beter, niet alleen in zijn werk, maar ook daarbuiten.

Met die wens is niks mis. Er is ook niks mis met je laten inspireren door leeftijdgenoten die in jouw ogen maatschappelijk gezien al hoger op de ladder zitten dan jijzelf.

Belangrijk is volgens mij de vraag: ‘Wat maakt dat bijvoorbeeld een hogere functie voor jou nastrevenswaard is?’ Of anders gezegd: ‘Waarom wil je dat?’

Het antwoord op die vraag hangt nauw samen met wat werk voor jou betekent. Dat is een vraag die lang niet voor iedereen makkelijk te beantwoorden is. En waar ook mijn coachklant eens diep over wil nadenken. Dat geldt ook over wat hij meer en beter wil, buiten zijn werk.

 

Bovengenoemde topics hebben alles te maken met wat betekenisvol en nastrevenswaard is voor jou. In een coachtraject besteden we daar dan ook aandacht aan. Want werk kun je niet los zien van wat naast werk belangrijk voor je is.

 

 

Heb je nog onvoldoende zicht op wat werk voor jou waardevol maakt?

Lees mijn boek ‘Wat wil ik nu echt?’ – Een loopbaanstrategie voor gedreven hbo’ers en academici die meer waarde willen realiseren in hun werk.

 

Schat je bij voorbaat in dat je wel wat hulp kunt gebruiken om te komen tot een antwoord op de vraag wat je écht wilt?

Plan een afspraak in voor een oriënterend gesprek, in mijn online agenda. Dat kan met deze link.

 

 

 

 

‘Waarom werk je?’ Of als je nu niet werkt, maar wel graag aan het werk wilt: ‘waarom wil je werken?’

Het is een vraag die in elk loopbaanbegeleidingstraject bij MEER WAARDE IN WERK naar voren komt. Soms iets anders geformuleerd. Bijvoorbeeld: ‘Wat betekent werk voor jou?’.

Het antwoord op die vraag is heel persoonlijk en je antwoord op die vraag kan ook veranderen gaande je levensloop. In die zin dat je afhankelijk van de levensfase waarin je zit, andere prioriteiten stelt en anders gaat kijken naar werk. Zo sprak ik laatst een zestigjarige. Werk hoeft voor hem niet iets groots te zijn. Hij ziet werk vooral als een bron van inkomsten en iets van zichzelf waarin hij zijn kwaliteiten in kan zetten, iets kan leren en zichzelf kan ontwikkelen.

Over ‘Waarom werk je eigenlijk?’ las ik laatst een artikel in mt/sprout. Volgens onderzoek van de Amerikaanse organisatiepsycholoog Amy Wrzesniewski is er verschil tussen het hebben van een baan, een carrière of roeping.

Mensen die hun werk als baan zien, werken vooral om geld (salaris) te krijgen en daarmee brood op de plank. ‘Dat betreft in Nederland 35 procent’, volgens Heidi Jansen. Zij schreef het boek ‘Werk en zingeving, van succes naar betekenis’.

‘Mensen die hun werk zien als carrière werken voor status, ergens bij horen, erkenning en persoonlijke ontwikkeling. Dat betreft 31 procent. Tot slot is er nog 23 procent die werk als roeping ziet en verschil wil maken, en 11 procent weet het gewoonweg niet’.

Als ik kijk naar de antwoorden van mijn klanten en naar mijn eigen antwoord op de vraag ‘Waarom werk jij?’, dan zijn die antwoorden vaak genuanceerder dan louter ‘brood op de plank’, ‘een carrière’ of ‘een roeping’. Vaak is het ook een combinatie van bronnen van betekenis, maar wel met accentverschillen.

Als ik mijn werkmissie, zoals omschreven in mijn boek ‘Wat wil ik nu echt?’ erop nalees, is die nog steeds van toepassing. Zij het met andere accenten dan eind 2020, de publicatie van mijn boek.

“Mijn werk houdt mij scherp en door mijn werk ervaar ik dat ik midden in de maatschappij sta. Mijn werk biedt kansen om me verder te ontwikkelen en mijn talenten te ontplooien. Door mijn werk kan ik mijn persoonlijke boodschap uitdragen en een maatschappelijke bijdrage leveren. Dit doe ik door mensen te inspireren tot ontwikkeling en hen daarin te ondersteunen. Door het beste en het unieke in hen naar boven te halen en hen zo toe te rusten dat ze hun ambities daadwerkelijk kunnen realiseren, in hun werk en privé. Door mijn werk lever ik ook een bijdrage aan ons gezinsinkomen en voel ik me financieel onafhankelijk.”

Mijn werkmissie beschrijft wat voor mij belangrijk is in werk, waar ik warm voor loop en wat ik nastreef. Daardoor fungeert de werkmissie ook als een soort meetlat aan de hand waarvan ik keuzes maak en op basis waarvan ik concrete doelen stel. Want mijn werkmissie staat niet los van mijn ‘missie’ voor andere levensterreinen die belangrijk voor me zijn. Werk is voor mij een betekenisvol deel van mijn leven, maar niet ‘mijn leven’. Daarvoor zijn er te veel andere zaken die ook waardevol voor me zijn.

Ik leef niet om te werken. Ik werk niet om te leven. Werk is deel van mijn leven.

 

Heb je een baan, een carrière of een roeping?

 

Graag geef ik je een paar vragen ter overweging:

  • Waarom werk jij?
  • Of als je nu niet werkt: waarom zou je willen werken?

En aanvullend:

  • Als je werkt: waarom doe je wat je doet qua werk?
  • Als je nu niet werkt: wat voor werk zou je graag willen doen?

Moet je vooralsnog het antwoord op bovengenoemde vragen schuldig blijven? Zou je voor jezelf wel graag jouw antwoord willen weten, maar kom je er vooralsnog niet uit?

Neem gerust contact met me op. Ik help je graag op weg.

 

 

 

 

Misschien ken jij ze ook, mensen die altijd iets te mopperen hebben. Of misschien nog sterker, zeuren; klagen en mopperen tegelijk.

Ik las erover in de NRC, in een artikel over zeuren, mauwen, zeveren. En het advies: doe het maar niet.

Mopperen mag best, volgens de auteur, Gijsbert van Es. Mopperen ziet hij dan als een milde vorm van klagen. Maar je moet het niet te vaak en te veel doen. Dan word je een mopperkont.

Met klagen is an sich ook niets mis, mits het gerechtvaardigd is. Maar met zeuren moet je volgens van Es oppassen. Zeuren kan al snel een vervelende verslaving zijn.

Van Es zegt daarover: “Zeuren is chronische bozigheid, in eindeloze herhaling geuit, met variatie in de aangekaarte problematiek.”

Helaas hoor ik dat soms van klanten die niet gelukkig zijn met hun werk.

 

Mopperen mag best, maar niet te vaak want dan word je een mopperkont

 

Misschien ben je geneigd om klagen, mopperen en zeuren op één hoop te gooien, maar volgens van Es is het goed om onderscheid te maken tussen enerzijds klagen en mopperen en anderzijds zeuren.

Klagen is volgens hem gerechtvaardigd als er een aanwijsbare reden voor is en de oorzaak bij een derde ligt. Ik moet bijvoorbeeld denken aan een bestelling die niet op tijd geleverd wordt of een afspraak die niet wordt nagekomen. Dan heb je het recht om te klagen. Maar heb je het over de drie weken regen die je in je vakantie hebt gehad, dan kun je daar wel over mopperen, maar strikt genomen niet over klagen.

Wat betreft klagen heeft van Es overigens nog een mooie tip: Heb je een klacht, formuleer je klacht kort en zakelijk. Doe je dat niet, dan loop je het risico dat je een uitgebreide defensieve reactie krijgt van de beklaagde. Waar jij dan waarschijnlijk weer geneigd bent om op te reageren. Met het risico dat je in een vicieuze cirkel terecht komt van klagen en verdedigen.

Als je niet happy bent met je werk, kan het heel goed zijn dat je geneigd bent om te gaan mopperen en klagen. Bijvoorbeeld als je je benadeeld voelt omdat een collega in een vergelijkbare functie anders ingeschaald is dan jij. Of dat jij, naar jouw inschatting, te veel werk op je bordje krijgt.

Maar pas op, verval dan niet in zeuren; klagen en mopperen tegelijk.

Heb je een echte klacht, kaart het aan bij de persoon die het betreft. En nogmaals, houd het kort en zakelijk.

 

Heb je iets te mopperen?

Het kan je helpen om jezelf te bevragen aan de hand van The Work, de vraagtechniek van Byron Katie.

Met die vraagtechniek kom je er mogelijk achter dat je oordelen in je hoofd hebt, gedachten die je doen mopperen. En je met een beschuldigende vinger naar de buitenwereld doen wijzen.

Door de techniek van de vier vragen en de omkering zul je mogelijk inzien dat alles buiten jezelf een weerspiegeling is van je eigen denken. Zoals Byron Katie zegt: “Jij bent de verhalenverteller, de projector van alle verhalen en de wereld is het geprojecteerde beeld van jouw gedachten.”

 

En mocht je niet gelukkig zijn met hoe zaken lopen in je werk en betrap je jezelf erop dat je regelmatig loopt te mopperen en weet je niet hoe je aankaart waar je tegenaan loopt?

In plaats van te mopperen en te klagen, communiceer in termen van wat jij nodig hebt om goed te gedijen in je werk. Dan klaag je de ander niet aan, maar houd je het bij jezelf. En nodig je de ander uit om jou tegemoet te komen in jouw behoeften.

 

Probeer het eens uit en ervaar hoe anders dat werkt.

 

Wil je informatie over The Work van Byron Katie ontvangen?

Stuur me even een bericht. Dan mail ik je een link.

 

 

 

 

Ik hoor het mijn moeder nog zeggen: “Daar komt de aap uit de mouw”.

Maar dan op zijn Limburgs uitgesproken. Dat klinkt ongeveer als “Dao kumtj de aap oet de moe.”

 

Wist je dat die uitdrukking letterlijk teruggaat op een aap die in een mouw zat? Kennelijk verstopten sommige kunstenmakers vroeger namelijk een aap in hun mouw die op een bepaald moment onverwachts tevoorschijn moest komen.

Maar of het letterlijk om een aap gaat? Ik denk van niet.

Volgens F.A. Stoett is er mogelijk een andere verklaring voor de herkomst: “Met aap wordt ‘apen-aard’ bedoeld (oftewel: ‘kwajongensachtig karakter’). En met in de mouw houden ‘verbergen’. Als de aap dan uit de mouw kwam, kwam iemands ware aard naar voren”.

Ik kan het mijn moeder niet meer vragen, maar ik vermoed dat de laatste betekenis door haar werd bedoeld.

 

Door drie simpele vragen komt de aap uit de mouw

 

In een gesprek met een van mijn coachklanten kwam ook de aap uit de mouw.

En dat naar aanleiding van drie simpele vragen over zijn cv.

Het is een techniek die ik geleerd heb van selecteurs. Ik vind het een mooie techniek, omdat je met die manier van interviewen binnen een paar minuten wezenlijke informatie over een kandidaat kunt vergaren.

En die informatie kan positief of negatief zijn voor betreffende persoon.

 

Bij de techniek doorloop je met iemand chronologisch de werkervaring op het cv. Bij elke baan stel je onderstaande 3 vragen, zonder op antwoorden door te vragen:

  1. Hoe ben je aan die baan gekomen?
  2. Wat sprak je aan in die baan, voordat je daadwerkelijk begon?
  3. Waarom ging je weg?

De vragen lijken heel feitelijk, maar in je antwoorden laat je veel van jezelf zien. En als selecteur maak je jouw eigen interpretaties.

 

Ik laat je zien hoe de drie vragen kunnen werken:

 

  1. Hoe ben je aan die baan gekomen?

Was dat via een vacaturesite? Of via een banenmarkt?

Voor een selecteur is dat voor eerste banen kennelijk heel acceptabel. Maar als je die strategie blijft volgen, ook later in je loopbaan, dan roept dat mogelijk vragen op.

Een selecteur kan zich afvragen of jij als kandidaat wel weet wat je wilt qua werk en waar je zou willen werken. Door de strategie die je volgt stel je je immers afhankelijk op van de mogelijkheden die zich voordoen, in plaats van dat je zelf proactief op zoek gaat naar wat jij wilt.

Kennelijk verwacht een selecteur dat je op een gegeven moment in je loopbaan, ergens op aanbeveling binnenkomt. Hij gaat er dan van uit, dat je dan zoveel vertrouwen hebt opgebouwd of een zodanig competentieniveau hebt ontwikkeld, dat iemand je aanbeveelt bij een organisatie.

 

  1. Wat sprak je aan in de baan voordat je daadwerkelijk begon?

Selecteurs verwachten dat je gaande je loopbaan je keuze voor een baan specifieker moet kunnen benoemen dan grote uitdaging, kans om meer te leren over het werkveld of volgende stap in mijn carrière.

Goede werknemers werken in hun ogen niet hard voor een mooie titel of een geweldig salaris. Zij werken hard omdat ze hun werkomgeving waarderen en omdat zij houden van wat zij doen.

 

  1. Waarom ging je weg?

Soms gaan mensen weg voor een betere kans. Soms gaan ze weg voor een beter salaris. Vaak ook gaan mensen weg omdat een werkgever te hoge eisen stelt of te veel vraagt. Of de werknemer kan niet goed overweg met zijn of haar leidinggevende of collega’s.

Jouw antwoord op de vraag ‘Waarom ging je weg?’ brengt informatie aan het licht met betrekking tot jouw relatie met het management of eventuele wrijvingen met andere medewerkers of met het nemen van verantwoordelijkheid.

Issues die je, als ze jou die vraag niet gesteld hadden, wellicht niet zo gemakkelijk had gedeeld.

 

Dat laatste gold ook voor mijn coachklant.

Maar door bij elke werkervaring in zijn cv steeds dezelfde drie vragen te moeten beantwoorden, kon hij er moeilijk omheen.

De aap kwam uit de mouw.

Ik hoefde mijn interpretatie niet te geven. Zijn eigen inzicht sprak boekdelen.

Het werd pijnlijk duidelijk dat steeds weer zijn contract niet werd verlengd. Met name omdat hij onvoldoende presteerde.

Kennelijk heeft hij steeds een vlot verhaal, maar maakt verwachtingen niet voldoende waar.

 

Over een en ander doorpratend, leek het ons verstandig om nu niet verder te mijmeren over andere functies. Maar eerst werk te maken van zijn huidige baan.

Dat is een mooie functie en hij heeft alle vrijheid om mooie resultaten te gaan boeken.

Hij gaat daarvoor een plan uitwerken en dat presenteren in het managementteam waarvan hij deel uitmaakt.

 

 

 

Loop jij vast in je huidige werk en kun je de vinger er niet achter krijgen waar het aan schort?

Maak gerust een afspraak met me voor een oriënterend gesprek. Dat kan via deze link.

 

 

 

 

Op mijn vorige bericht kreeg ik een reactie van een praktijkdocent groen, die mij bijzonder trof.

Hij werkt met vmbo- en mbo-leerlingen, van alle niveaus.

 

Over wat het docentschap bij het vmbo voor hem zo interessant maakt schreef hij:

“Ik noem het altijd ‘de goede knoppen’ vinden bij de leerlingen.

Hoe bereik je dat het in de bovenkamer gaat werken en hoe vind je uit wat ze leuk vinden, hoe wek je interesse op, waar zijn ze geschikt voor?

Tussen de wilde appelbomen, zitten soms heel smakelijke top specialiteiten/ rassen appels, maar ook pruimen, peren en wat al niet meer. 

Ik kijk daarvoor ook veel naar wat ze als hobby’s hebben. Bijvoorbeeld stenen.

Zo vond een van mijn leerlingen in ‘mijn’ tuin (Rijksmonument) een 13e-eeuwse knikker.

Door zijn interesse bracht ik de student in contact met het IJstijden museum. Hij werkt er nu in zijn studententijd als gewaardeerd vrijwilliger.

Hij kwam bij mij binnen als vmbo ‘er niveau 1. Met het verhaal, dat men vanuit de opleiding niet wist of hij dat niveau wel aan kon.

Nu zit hij in het mbo op niveau 3”.

 

Het was een mooi leermoment voor deze praktijkdocent:

“Investeer aandacht en tijd. Blijf waarnemen.

Onderzoek of er tussen de middelmatige appelbomen misschien een sublieme perenboom zit.

En of er tussen het puin en de tuinaarde misschien toch een 13e -eeuwse knikker zit”.

 

Als sublieme perenboom tussen middelmatige appelbomen© foto: Martin Langbroek/ Keramiek: Marlène Langbroek

 

Dat geldt niet alleen voor deze praktijkdocent.

Zelf herken ik deze ervaring heel duidelijk.

Het is een van de punten die mijn werk als loopbaancoach zo boeiend, verrassend en voor mij waardevol maakt.

Steeds weer samen met de coachklant op weg gaan om kwaliteiten en drijfveren op het spoor te komen. En mogelijk pareltjes te ontdekken.

Zo boven water te krijgen wat een persoon bijzonder maakt. Wat zijn specialiteiten zijn en wat hem van anderen onderscheidt.

 

En iedereen heeft zijn specialiteiten, als je er maar tijd en aandacht aan besteedt om ze boven water te krijgen.

 

Ook van leidinggevenden heb ik daar legio voorbeelden van gehoord.

Niet alleen over medewerkers die goed gedijen in hun werk.

Maar ook betreffende medewerkers die niet goed op hun plek zitten.

Die niet tot bloei komen in hun werk of in de omgeving waarin zij zitten.

Misschien wel omdat ze als sublieme perenboom in hun eentje tussen de appelbomen staan.

En hulp kunnen gebruiken om een voor hen passende plek te vinden.

 

Overigens hoef je als werkende niet afhankelijk te zijn van een oplettende en inlevende leidinggevende.

Liever niet”, zelfs.

 

Investeer in tijd en aandacht voor jezelf. Zeker voordat je een nieuwe stap zet in je loopbaan.

Ga de interne dialoog aan.

Ontdek waar met name jouw kwaliteiten liggen.

Blijf waarnemen en ervaar waar je blij van wordt.

 

Struin rond en voel welke omgeving het beste bij jou past.

Ontdek wat jij nodig hebt om goed te gedijen.

En wat je beslist moet vermijden als je je senang wilt voelen op je werk.

 

Dat betekent dat je zelf op onderzoek uit moet gaan.

En ja, daarvoor moet je zelf aan het werk. Zoals een van mijn coachklanten het verwoordde.

Maar die investering in aandacht en tijd verdien je ruimschoots terug.

 

 

In een individueel loopbaantraject ontdek je wat jou subliem maakt; wat jouw specialiteit is en wat jou van anderen onderscheidt.

En niet onbelangrijk, hoe je je daarmee profileert.

Je krijgt scherp aan welke criteria jouw werkomgeving moet voldoen, zodat je kunt groeien, bloeien en mooie vruchten voort kunt brengen.

Ga het gesprek met me aan, leg je vragen aan me voor en krijg helder wat een individueel loopbaantraject jou te bieden heeft.